Divers Auteurs, Julian Méndez Dosuna, Izquierdo enrique (dir.) Nieto, Heems gilles (dir.) Van, Alcorac Alonso Déniz, Enrique Nieto Izquierdo, Gilles Van Heems

Quinze spécialistes de langues anciennes abordent dans le présent volume des questions variées sur la phonologie, la morphologie, la syntaxe, le lexique, l'onomastique, et la diffusion de systèmes d'écriture dans des contextes d'interrelations linguistiques. Leurs contributions explorent, d'une part, les influences du grec ancien sur d'autres langues et vice versa, et, d'autre part, les mécanismes qui déterminent les relations entre les divers dialectes du grec ancien. Ces deux regards complémentaires élargissent le panorama des études sur les contacts linguistiques dans la Méditerranée antique, en ouvrant de nouveaux sentiers de recherche par rapport à deux phénomènes qui sont fondamentalement parallèles.

La dernière anthologie étoffée d'inscriptions dialectales grecques, les Dialectorum Grae-carum exempla epigraphica potiora d'Eduard Schwyzer (Leipzig 1923, réimpr. Hildesheim 1960), aura bientôt un siècle. Elle reste fréquemment citée, mais l'accroissement de la documentation et le développement des études dialectologiques font ressentir depuis des années le besoin d'un nouvel outil à la disposition des hellénistes de toutes disciplines. C'est le but que se propose la série de Paradeigmata ? : offrir pour chaque aire dialectale, replacée dans son contexte géographique et historique, un choix significatif de textes, contrôlés autant qu'il est possible, et systématiquement traduits et commentés. Les textes dialectaux sont réunis par zones géographiques, sans préjuger des apparentements hérités ou acquis par contacts. Le présent fascicule porte le numéro V, 4. Conformément aux choix et à l'ordre exposés dans l'Avant-propos, il s'intéresse à une aire dialectale de Grèce ? : l'Argolide. Enrique Nieto Izquierdo présente un choix de textes illustrant la diversité des cités d'Argolide sur les plans dialectal et chronologique.

Dit boek is bedoeld voor al wie het Selor©-examen wil afleggen en zich zo goed mogelijk wil voorbereiden op de situationele beoordelingstest. De situationele beoordelingstest heeft tot doel het gedrag van de kandidaten in een professionele omgeving te evalueren. Elke vraag omvat een scenario van een werksituatie met vier mogelijke reacties. Voor elke reactie moet de kandidaat bepalen in welke mate de reactie al dan niet gepast is voor de situatie. Sommige kandidaten zien het belang van een methodologie niet in bij het beantwoorden van de vragen, omdat zij de beoordeling van de reacties als een puur subjectief gegeven beschouwen. Dat is echter niet zo. Er bestaan immers regels om te bepalen of een reactie wel of niet gepast is voor een situatie en aan die regels is een verhoogde mate van zekerheid gekoppeld. Deze regels zijn gebaseerd op de gedragsindicatoren die zijn gedefinieerd in het Competentiewoordenboek van de federale overheidsdienst. De slaagkansen van de kandidaten zijn dus veel groter als hij voor de test deze regels volgt. Het welslagen van deze situationele beoordelingstest is in de eerste plaats een kwestie van methodologie en oefening. De kandidaat vindt in dit werk de essentiële handvaten om te slagen voor deze test : -een analyse van de geteste competenties, -een gedetailleerde methodologie geïllustreerd met voorbeelden, -4 testen van telkens 20 vragen, ingedeeld per niveau (A, B, C en D), -een gedetailleerde beschrijving van de oplossing voor elke vraag, -een evaluatierooster van de competenties. De vragen zijn vergelijkbaar met de vragen die door Selor werden gesteld in 2020.

Pourquoi Zeus, à peine marié, a-t-il avalé sa femme ? Comment Thésée a-t-il défait les Amazones et sauvé Athènes ? Qui se cache derrière "l'ébranleur de la Terre" ou "l'homme aux mille tours" ? Pour vous orienter dans le dédale de ces figures mythologiques, rien de plus simple : suivez le fil d'ArianeÌ ! Dans ce petit guide à l'usage de tous, plus d'une centaine d'entrées classées par ordre alphabétique vous fourniront autant de portraits de ces personnages à la fois connus et surprenants. Enrichi d'un index des noms latins et de plusieurs arbres généalogiques, ce dictionnaire vous entraîne au coeur d'une civilisation antique où héros et dieux régnaient en maîtres sur un monde de légendes.

Qui est Jan van Eyck ? Si le peintre mosan a laissé des oeuvres fortes et innovantes qui ont fait sa renommée dans l'Europe du XVe siècle, et jusqu'à nos jours, les sources écrites, pauvres, ne laissent entrevoir que certains traits de la personnalité du maître flamand. Il s'agit de partir à la rencontre du peintre, de le suivre dans son parcours de vie, original par bien des aspects, et, en fin de compte, de donner corps à un nom demeuré célèbre, celui de Jan van Eyck.

Virtuoses du piano nés tous deux en Catalogne, Albéniz et Granados ont contribué à l'émergence d'une musique authentiquement espagnole, qui a rapidement conquis le monde musical. Isaac Albéniz (1860-1909), pianiste précoce comparé à Rubinstein, rencontre Franz Liszt et enseigne le piano à la Schola Cantorum de Paris. Ses compositions sont principalement pianistiques (Chants d'Espagne, Suite Espagnole, Navarre, Iberia, ...) mais côtoient aussi des zarzuelas (Pepita Jiménez) et des opéras (Merlin, Henry Clifford). Ayant longtemps vécu à Paris et mort à Cambo-les-Bains, Albéniz est désormais inhumé à Barcelone. Enrique Granados (1867-1916) s'est rapidement imposé comme un pianiste virtuose autant qu'un compositeur prolifique (danses, tonadillas, zarzuelas, ...). Son goût pour les oeuvres du peintre Goya lui a inspiré une suite et un opéra évidemment intitulés Goyescas, qu'il promouvait dans le monde entier quand un tragique naufrage lui coûta prématurément la vie, ainsi qu'à son épouse. Avec ce nouvel opus de la collection horizons, Henri Collet vous invite à un véritable festival musical en terres espagnoles, au rythmes des coplas et malagenas de deux figures ibériques majeures, dans cette édition révisée et complétée, aux nombreuses illustrations et exemples musicaux.

Julien VERMEULEN : Hugo Claus à New York (1959) In 1959-1960, Hugo Claus spent six months in the US, Mexico and Cuba. In the course of his trip he wrote down a number of impressions and experiences which he later turned into a cycle of poems, entitled "Reportage" (1961). In terms of contents and style these poems differ from his previous work. Claus now uses a style which is less hermetical : apart from this remarkable transparency, a wide range of ironic expressions, ambivalent idioms, contrasting registers and playful characterisations constitute a lexicological diversity. The great number of assonances and the use of non-literary text registers also characterize these poems. In this way this cycle anticipates later work in which Claus systematically applies diverse collage techniques. The poems "N. Y. 1" and "N. Y. 2" are also an exceptional testimony of the feelings of isolation and vulnerability of the lyrical "I". In 1959-1960 bracht Hugo Claus zes maanden door in de VS, Mexico en Cuba. Tijdens zijn verblijf noteerde hij enkele indrukken en ervaringen die hij later in de gedichtenreeks "Reportage" (1961) uitwerkte. Inhoudelijk en stilistisch wijkt deze poëzie af van zijn vroeger werk. Claus hanteert hier immers een stijl die minder hermetisch is : naast een opmerkelijke transparantie constateren we ook lexicografische diversiteit met allerlei ironische en ondermijnende dubbele bodems, kritische en contrastieve registers, ludieke en spottende typeringen. Ook het grote aantal assonanties en het gebruik van niet-literaire tekstregisters karakteriseren deze gedichten. In die zin anticipeert deze cyclus op zijn later werk waarin hij talrijke collagetechnieken op een systematische wijze toepast. De openingsgedichten "N. Y. 1" en "N. Y. 2" getuigen ook op een uitzonderlijke wijze van het isolement en de kwetsbaarheid van de ik-figuur. Sarah BEEKS : Masscheroen ou trois messieurs nus. L'engagement artistique de Hugo Claus dans les années soixante In the spring of 1968 Hugo Claus was officially charged with public indecency. The fact that he had staged three naked men in his play Masscheroen, could not be tolerated by to the conservative judiciary in Flanders. The lawsuit caused a great fuss within the artistic milieu : art and literature had regularly been censored and something had to be done. Inspired by the activist élan of May '68, Claus and his colleagues chose to act upon their artistic commitment. Through cheerful happenings and poetic protest evenings they fought for the autonomy of art and literature. In het voorjaar van 1968 werd Hugo Claus aangeklaagd wegens openbare zedenschennis. In zijn toneelstuk Masscheroen had hij drie naakte mannen laten optreden en dat kon volgens de conservatieve rechterlijke macht in Vlaanderen niet door de beugel. De zaak leidde tot veel ophef binnen het artistieke milieu : kunst en literatuur werden eind jaren zestig veelvuldig gecensureerd en dat werd niet langer geaccepteerd. Aangestoken door het activistische elan van mei '68 besloten Claus en zijn collega's zich artistiek geëngageerd te tonen. Door middel van vrolijke happenings en poëtische protestavonden bevochten zij de autonomie van kunst en literatuur. Pieter VERSTRAETEN : Le corps du Christ. Le roman A propos de Dédé et le catholicisme Hugo Claus's short novel Omtrent Deedee [With regard to Deedee], which appeared in 1963, can be read in a variety of ways. In general, two slightly antagonistic interpretative models have been dominant so far : whereas the early literary analysis by Julien Weverbergh focuses on the symbolic dimension of the story, a commentator such as Bert Vanheste emphasizes the novel's connection with contemporary social discussions, such as the debates on the democratization of Catholic faith in the context of Vaticanum II (1962-1965). In this article I want to further develop the latter perspective by reading the book primarily as a commentary on Catholic faith, understood in its institutional as well as its ideological dimensions. In particular, I focus on the kind of priesthood the main character Deedee is embodying, on the relation between the priest Deedee and the young homosexual Claude, who seems to represent an alternative kind of priesthood, and on the process of transubstantiation, which plays a major role in all this. Finally, I relate the motif of transubstantiation to Claus's conception of meaning and symbolism. It appears that the religious sacrament as well as the signifying process are based on the interaction between the concrete and material on the one hand and the abstract and ideal on the other. In the end, in Omtrent Deedee, both categories are unmasked as mere social constructs, failing to do what they promise : restoring an original, sacral union or wholeness. Van Hugo Claus' korte roman Omtrent Deedee, verschenen in 1963, zijn heel verschillende interpretaties mogelijk. Grosso modo staan daarbij twee verschillende lectuurmodellen tegenover elkaar. Terwijl de vroege analyse van Julien Weverbergh vooral inzet op de symbolische dimensie van het verhaal, vraagt iemand als Bert Vanheste expliciet aandacht voor de betrokkenheid van de roman op contemporaine maatschappelijke problemen, zoals de discussies rond de democratisering van het katholieke geloof die plaatsvinden in de context van Vaticanum II. In dit artikel wil ik dat tweede perspectief verder uitwerken door Omtrent Deedee in de eerste plaats te lezen als een commentaar op het katholieke geloof, zowel op de institutionele als op de ideologische dimensie ervan. Ik focus daarbij op de aard van het priesterschap van het hoofdpersonage Deedee, op de relatie tussen de geestelijke Deedee en de jonge homoseksueel Claude, die een alternatieve priesterrol op zich neemt, en op het sacrale proces van de transsubstantiatie, dat bij dit alles een cruciale rol lijkt te spelen. Tenslotte verbind ik het motief van de transsubstantiatie met Claus' visie op betekenis en symboliek. Zowel het religieuze sacrament als het proces van betekenisgeving zijn immers gebaseerd op de interacties tussen het concrete en materiële enerzijds en het abstracte en ideële anderzijds. Finaal worden beide categorieën in Omtrent Deedee ontmaskerd als louter sociale constructies die er niet in slagen hun belofte waar te maken en een oorspronkelijke, sacrale eenheid en heelheid te herstellen. Tom SINTOBIN : Raconter en bafouillant, bafouiller en racontant. Traumatisme et narrativité chez Hugo Claus In this article two novels by Hugo Claus are analysed from the perspective of Trauma theory : Desire (1978) and The sorrow of Belgium (1983). Trauma destroys an individual's life-narrative and results in a Post Traumatic Stress Disorder. In Desire it is Didi that seems to suffer from it : she lost her human identity and her awareness of time, she is barely able to speek - which means that she has lost the plot that can give her life meaning and coherence. The reader is never told what exactly is the matter : all he gets are flashes, which are not sufficient to tell him the whole story. Moreover, he is confronted with the fact that the language of the novel is very ambiguous. These two characteristics - the unability to get to a fullblown story and the loss of language - the reader shares with a PTSD-patient, which suggests that this novel has a performative aspect : the reader lives through the same drama as that of the characters. In The sorrow of Belgium, uncle Omer is confronted with a malfunctioning language and ability to narrate. His problem manifests itself in repetition and in misunderstandings due to the ambiguity of words. The reader encounters exactly the same problem at the end of the novel, when a passage that seemed rather superficial at first sight in reality turns out to be full of meaning. However, there are characters in this novel whom one would expect to be traumatised that nevertheless do not show the typical characteristics. Above all the father, Staf, talks endlessly about the terrible things that happened to him, even so much that the members of his family are no longer interested. The feeling of the "surplus" of narratives, that are as a consequence not healing any more but aim at hiding something, is a feeling shared by the reader while he is reading this strange novel, which gets in its turn a performative aspect. In dit artikel worden twee romans van Hugo Claus, Het verlangen (1978) en Het verdriet van België (1983) bestudeerd vanuit het perspectief van traumastudies. Daarbij wordt een trauma gedefinieerd als datgene wat het levensnarratief van een individu vernietigt, met een Post Traumatic Stress Disorder tot gevolg. In Het verlangen blijkt Didi's pathologie daar nogal wat kenmerken van te hebben : ze is haar menselijke identiteit kwijt, haar tijdsbesef is ontregeld, ze kan amper nog spreken - zij heeft dus niet langer de beschikking over een levensnarratief dat haar bestaan zinvol en coherent kan maken. De lezer verneemt echter nooit precies wat er aan de hand is : hij krijgt slechts flitsen te zien en komt niet tot een sluitend verhaal. Bovendien wordt hij ermee geconfronteerd dat de taal van de roman wel heel meerzinnig wordt. Deze beide kenmerken - het onvermogen om tot een verhaal te komen en het verlies van taal - deelt de lezer met een PTSD-patiënt, zodat het verhaal in overdrachtelijke zin performatief is geworden : de lezer ondervindt het drama van de personages aan den lijve. Ook in Het verdriet van België komt er een personage voor wiens taal en verhalend vermogen hapert : Nonkel Omer. Zijn aandoening uit zich onder meer in herhaling en in misverstanden door dubbelzinnige woorden en blijkt ook de lezer parten te spelen wanneer die zich tegen het einde van de roman met een ogenschijnlijk anekdotische maar in werkelijkheid uitermate beladen passage geconfronteerd ziet. Nochtans zijn er ook personages waarvan men zou kunnen aannemen dat ze getraumatiseerd zijn zonder dat ze de kenmerken van een PTSD vertonen : vooral vader Staf vertelt honderduit over wat hem is overkomen, zelfs in die mate dat zijn verhalen niet meer interessant gevonden worden door zijn huisgenoten. Het gevoel van de overdaad aan verhalen, die niet langer heilzaam zijn maar iets verbergen, maakt zich ook van de lezer meester bij zijn lectuur van deze vreemde roman. Het verdriet van België heeft zodoende op zijn beurt iets performatiefs. Dirk VAN HULLE : Claus et la narratologie exogénétique. La cognition externe (extended mind) et les notes de lecture autour du Chagrin des Belges This article combines genetic criticism with a post-Cartesian approach to cognitive narratology, notably to the examination of literary evocations of the fictional mind. The case study is the genesis of Hugo Claus' novel Het verdriet van België. The exogenetic analysis of two extant notebooks shows how the author's reading notes contribute not just to the fictional cosmology of the novel, but also to the cognitive cosmology of the characters' 'extended' minds. The article argues that for Claus, as for many twentieth-century authors, the materiality of the avant-texte served as a cognitive model for the evocation of the workings of the fictional mind. Dit artikel combineert tekstgenetisch onderzoek met een post-Cartesiaanse benadering van de cognitieve narratologie, in het bijzonder het onderzoek naar vormen van literaire bewustzijnsrepresentatie. De gevalstudie is de genese van Hugo Claus' roman Het verdriet van België. Uit de exogenetische analyse van twee bewaard gebleven notitieboeken blijkt hoe de lectuurnotities bijdragen, niet alleen tot de fictionele kosmologie van de roman, maar ook tot de cognitieve kosmologie van personages en hun "extended mind" . Het artikel argumenteert dat voor Claus, net als voor heel wat twintigste-eeuwse auteurs, de materialiteit van de avant-texte heeft gefungeerd als cognitief model voor literaire bewustzijnsrepresentatie. Malgorzata DUBROWSKA : Die mythische Welt Anna Seghers'. Literarische Bilder aus dem französischen Exil Alongside her journalistic undertakings, literary works by Anna Seghers left trajectories of her residence as an immigrant in France between the years 1933-1941. In her literary works, the writer often depicted in a metaphorical way the world of immigration experiences : Sense of instability, isolation, life intimidations and also consciousness of replication of the immigrant' destiny. She brought a universal literary vision that corresponded to the biblical tradition and the world of the Greek and Roman mythologies. The author of this article, based on the selected literary works of Anna Seghers that were created in France, catalogues the universal experiences of the existence of the human kind, that in Seghers' works become mythical. Les textes littéraires d'Anna Seghers, qui complètent son activité publicistique, où elle décrit d'une manière métaphorique ses expériences d'expatriée, en disent long sur les années de son exil en France (1939-1941). La précarité, l'isolement, le danger de mort et la conscience de réitération de l'existence d'exilé font naître une vision littéraire universelle qui puise tant dans la tradition biblique que dans les mythologies grecque et romaine. A travers les textes littéraires retenus, issus de la période française, l'auteur de la présente contribution tente de concrétiser cette expérience atemporelle de l'existence humaine à laquelle Seghers donne une dimension mythique.

Après "Game Over ! Play Again ? " Josiane Wolff nous revient avec une nouvelle histoire pour le théâtre, en français et en néerlandais : celle de Jean Lenormand, ex-flic à l'Antigang de Paris, en revalidation dans une abbaye où il se prépare à devenir moine sous le nom de frère Thomas. Flic un jour, flic toujours. Il ne peut s'empêcher de fourrer son nez dans des affaires pas très catholiques... Laboureuse d'idées à la plume atypique, l'auteure nous invite à accompagner Frère Thomas dans ses délires et ses confidences. Frère Thomas ne se repose jamais ! Na "Game Over ! Play Again ? " verschijnt Josiane Wolff opnieuw ten tonele met een theaterstuk : dit van Jean Lenormand, ex-politieman van de antigangbrigade van Parijs, die in revalidatie is in een abdij waar zij zich voorbereidt op zijn intrede als Broeder Thomas. Eens flic, altijd flic. Hij kan het niet laten zijn neus in niet al te katholieke zaken te steken... Een vat vol ideeën en met een atypische pen, zo nodigt de auteur ons uit om Broeder Thomas te volgen in zijn waanbeelden en geheimen. Broeder Thomas rust nooit !

La peinture du XVe siècle, le " Siècle de Bourgogne " fut une des plus prodigieuses écoles de peinture du monde, mais cinq siècles de guerre, de révolutions, de fureurs iconoclastes, d'ignorance et d'indifférence ont fait disparaître une grande part de cette production et bien des documents nécessaires à leur connaissance. Depuis un siècle, les études sur cette période se multiplient et s'affinent les méthodes scientifiques de recherche en matière d'art permettent une meilleure connaissance des artistes flamands du XVe siècle. Pourtant, il manque actuellement un ouvrage en français, d'accès facile pour le grand public cultivé, sur l'une des personnalités les plus marquantes du siècle, Rogier Van der Weyden. L'auteur se propose de combler cette lacune en présentant au public cet artiste de tout premier plan dont le prestige en son époque fut considérable. Plus que Jan van Eyck, " créateur " de la peinture flamande, c'est Rogier van der Weyden (Tournai 1499 ou 1500 - Bruxelles 1564) qui va influencer deux générations d'artistes dans l'Europe entière. En Italie même son art sera reconnu comme l'un des plus grands de son temps.

Retrouvez, rassemblés en un seul volume, les textes majeurs d'Ovide, Homère, Sophocle, Tite-Live, Platon, saint Augustin... De la poésie épique au théâtre, du roman à l'histoire, ce recueil, idéal pour découvrir les textes fondateurs de la mythologie grécoromaine, réunit les extraits les plus célèbres du patrimoine antique. Le fil d'Ariane, le trident de Poséidon, les foudres de Zeus, les ailes d'Icare, la naïade Eurydice : voici un tour du monde des récits antiques les plus marquants. Qui sait, chemin faisant, peut-être percerez-vous le mystère du monde perdu de l'Atlantide ?

Dans le Marais Poitevin, le major de gendarmerie André Callemin et sa brigade enquêtent sur l'homicide du jeune Tristan Sauzillon. Parallèlement, ils cherchent à identifier des cambrioleurs en série particulièrement cruels. La dernière victime desdits malfaiteurs semble être le Dr. Elodie Lamarre. En effet, non contents de lui avoir dérobé quatre tableaux abstraits d'assez grand prix peints par son défunt mari ainsi qu'une huile néerlandaise héritée de son père, ils ont également tué son perroquet. Cependant, Callemin devine vite que l'affaire est plus complexe qu'il n'y paraît, et s'intéresse alors à la belle praticienne. Quel lourd passé familial dissimule-t-elle, et quel secret compromettant le Dr. Bernard Dubreuil, transi d'amour, a-t-il découvert en l'espionnant ? Jusqu'où sa belle-soeur est-elle prête à aller pour se venger d'une prétendue captation d'héritage ? Quel artiste du Siècle d'Or a peint l'oeuvre léguée par son père, Maurits Van der Meer ? La mort de ce dernier était-elle réellement accidentelle ? Et, surtout, quel lien il y a-t-il avec celle de Tristan ?

1793 - Bas-Canada - Les autorités britanniques de la colonie craignent une menace d'invasion française suite à la révolution de Napoléon. Tout suspect est sous haute surveillance. C'est pourquoi le capitaine Blackeney est mandaté pour enquêter sur les Van der Beek. Cette mystérieuse famille, uniquement composée de femmes, vit à l'écart de la société, et les rumeurs rapportent qu'il s'agit de sorcières. Pourchassée, Eulalie Van der Beek, qui n'a que dix-sept ans, sera confrontée à des situations difficiles. Déchirée entre son père et sa mère, l'homme qu'elle aime et les convictions de sa famille, elle devra faire des choix qui changeront définitivement sa vie.

De l'amour, de la mort, du rêve, du cauchemar, du spectacle, des toros, un père, une fille... Hemingway ? ! Un moment de vie tout simple et, donc, très compliqué comme toutes les vies où rien n'est aussi tranché que nous le souhaiterions. Un peu plus de 22 222 caractères pour ce premier texte de fiction que nous avons le plaisir de présenter dans notre collection de feuilles A3 pliées en trois (qui font 16 pages). Lilian Bathelot vit et sévit en Languedoc. Il est aisé de trouver la trace de son travail littéraire et audio-visuel sur Internet.

Trois histoires de femmes dont le point commun est la rupture ; couper le cordon, voler de ses propres ailes et faire que les liens affectifs ne deviennent pas des laisses.

Dominique Pagnier est touché d'un mal étrange : l'austropathie galopante. Ce mal revient à aimer l'Autriche et à n'avoir de cesse d'y déambuler ; l'oeil est un aimant qui capte tout (couleurs, femmes et bruits) de la fourmillante limaille de détails épars dans l'air ; derrière le paravent du regard, Pagnier entrepose toute une brocante intime : des décors de théâtre jésuite, des plaquettes en piles de poésie tranchante et névrosée, des chutes d'eau, des nymphes en socquettes de dentelles, des épaisseurs de crème, des bruits de tramway, des rendez-vous manqués et des réveils nocturnes.

L'histoire de la jeune Sao Van Di est à la fois un hymne à l'amour et une sorte d'apologie de la "vie simple" des Laotiens. Dans un langage très poétique, l'auteur évoque avec empathie la passion immodérée de ce peuple pour la fête et l'amour. Cette ferveur, tout empreinte du bouddhisme, se nourrit aussi de la croyance aux esprits qu'il faut se concilier par maintes pratiques magiques. La vie quotidienne se déroule ainsi au rythme des célébrations et réjouissances, au cours desquelles les pou bao (les prétendants) déclarent leurs sentiments aux pou sao (les jeunes filles), accompagnés du son mélodieux du khène...

Une immersion dans l'univers de la peinture flamande du XVe siècle à travers 30 ans de la vie d'un de ses plus éminents représentants. L'ouvrage permet de s'immerger dans le quotidien des artistes de Flandre, alors sous tutelle bourguignonne, mais aussi de découvrir le sens du religieux et du merveilleux tels que les concevaient les hommes dans la deuxième moitié du XVe siècle et de comprendre les relations entre les peintres et les notables de l'époque. A ce titre, Hugo van der Goes a notamment participé aux décorations du mariage de Charles le Téméraire avec Marguerite d'York et côtoyé les banquiers des Médicis ainsi que Maximilien d'Autriche. A travers ses personnages, le livre est l'occasion de dresser une fresque historique du monde connu au Moyen-Age, de l'Europe au monde turc qui menaçait la chrétienté.

Un aperçu complet de l'oeuvre du peintre belge Jan Van Imschoot (1963, Gand, Belgique). Son travail s'articule autour de thèmes historiques de la littérature et de l'histoire de l'art, et jette des ponts avec des prédécesseurs tels que Caravage, Tintoret, Goya et Manet.

Entrée dans les collections du Louvre en 1800, La Vierge au chancelier Rolin, peinte par Jan Van Eyck vers 1435, vient d'être restaurée. C'est un grand événement auquel le Louvre a souhaité consacrer une exposition et un livre afin d'y associer le public. C'est, en effet, une occasion unique de redécouvrir un chef-d'oeuvre aux multiples facettes, suscitant d'innombrables question ? : pour quel ou quels usages Van Eyck a-t-il conçu cette oeuvre si singulière, à l'intention de Nicolas Rolin, chancelier du duc de Bourgogne, Philippe le Bon ? Pourquoi a-t-il peint à l'arrière-plan un paysage tellement miniaturisé qu'il en est – presque – invisible ? Quel dialogue l'oeuvre entretient-elle à la fois avec l'art de l'enluminure et les bas-reliefs funéraires sculptés ? Peut-on savoir comment les artistes du XVe siècle ont compris cette oeuvre ? La Vierge Rolin condense les tensions qui traversent l'art flamand dans le premier tiers du XVe siècle, entre tradition médiévale et expérimentations révolutionnaires. Des rapprochements avec d'autres toiles de Van Eyck, mais aussi de Van der Weyden, Robert Campin et des grands enlumineurs de l'époque mettent en lumière à la fois sa singularité et son inscription dans son temps. Aux côtés de nombreux et spectaculaires détails du retable, une soixantaine de panneaux peints, manuscrits, dessins, bas- reliefs sculptés et objets orfévrés sont ici réunis pour nous faire (re)découvrir ce chef-d'oeuvre.

La rubrique On se dit tout entre filles existe depuis une vingtaine d'années à Okapi. C'est une rubrique phare du journal. Les lecteurs adorent et leurs parents apprennent des tas de choses ! Chaque mois, Sandrine Pouverreau répond à une centaine de mails et courriers de collégiennes. Des questions en tous genre sur la puberté, des appels à l'aide, des coups de gueule, des coups de blues... A l'adolescence, alors que tout change dans le corps et dans la tête, les filles et garçons se posent mille questions. La majorité des courriers des filles reçus à la rédaction concernent des histoires d'amour (Je l'aime mais je n'ose pas lui dire, Est-ce qu'il m'aime ? , etc.) mais aussi des histoires d'amitié entre filles (beaucoup des disputes ! ) et enfin des problèmes de corps (règles, seins, poils, nombreuses et grosses préoccupations de cet âge-là ! ) Avec une petite pointe d'humour pour désamorcer les problèmes, Sandrine Pouverreau y répond avec beaucoup de délicatesse et de bienveillance. Considérée comme une grande soeur, une confidente, elle fait preuve de pédagogie, donne des conseils pour gérer au mieux les petits et gros tracas du quotidien. Les textes réconfortants et les illustrations irrésistibles d'Anne-Olivia Messana en font un ouvrage indispensable !

Mijn Chinese schrijfnotitieboekje Op zoek naar een notitieboekje om je Koreaanse schrijfvaardigheid te leren of te verbeteren ? Dan is dit notitieboek iets voor jou ! Dit notitieboek heeft meer dan 119 pagina's. Elk van de pagina's bestaat uit 15 rasterlijnen om u te helpen bij het leren. Kenmerken : 1 presentatiepagina. 100 vierkante pagina's. Groot formaat 7 10 inch. ul> Glanzende omslag 220g/m2. Zwart-wit binnenkant 90g/m2. Dit notitieboekje is perfect voor iedereen die Koreaans wil leren schrijven. Het is een origineel cadeau voor Kerstmis, een verjaardag, het begin van het jaar of gewoon om te behagen.

Klein Mandarijn Hànzì schrijfboekje Op zoek naar een notitieboekje om je Koreaanse schrijfvaardigheid te leren of te verbeteren ? Dan is dit notitieboek iets voor jou ! Dit notitieboek heeft meer dan 119 pagina's. Elk van de pagina's bestaat uit 15 rasterlijnen om u te helpen bij het leren. Kenmerken : 1 presentatiepagina. 100 vierkante pagina's. Groot formaat 7 10 inch. ul> Glanzende omslag 220g/m2. Zwart-wit binnenkant 90g/m2. Dit notitieboekje is perfect voor iedereen die Koreaans wil leren schrijven. Het is een origineel cadeau voor Kerstmis, een verjaardag, het begin van het jaar of gewoon om te behagen. Read less

Hànzì schrijfblok Op zoek naar een notitieboekje om je Koreaanse schrijfvaardigheid te leren of te verbeteren ? Dan is dit notitieboek iets voor jou ! Dit notitieboek heeft meer dan 119 pagina's. Elk van de pagina's bestaat uit 15 rasterlijnen om u te helpen bij het leren. Kenmerken : 1 presentatiepagina. 100 vierkante pagina's. Groot formaat 7 10 inch. ul> Glanzende omslag 220g/m2. Zwart-wit binnenkant 90g/m2. Dit notitieboekje is perfect voor iedereen die Koreaans wil leren schrijven. Het is een origineel cadeau voor Kerstmis, een verjaardag, het begin van het jaar of gewoon om te behagen.

Le dire et le dit reprend, avec des remaniements et des mises à jour un certain nombre de travaux échelonnés au long des années 1968-1984 et relatifs aux problèmes linguistiques de l'énonciation. Le thème général est que le sens d'un énoncé (" le dit "), non seulement comporte des allusions à l'événement historique constitué par l'apparition de l'énoncé, mais n'est rien d'autre qu'un commentaire du dire. Dans ce cadre prend place une conception " polyphonique " de l'énonciation, esquissée dans Les mots du discours et développée systématiquement dans les derniers chapitres du recueil. Ce qui est dit par l'énoncé à propos de son dire, c'est qu'il est le lieu où s'expriment divers " sujets " dont la pluralité n'est pas réductible à l'unicité du " sujet parlant ", fondement jamais mis en question, des théories linguistiques habituellement reçues. D'où une enquête sur les statuts différents attribués à ces sujets, sur le caractère nécessaire ou facultatif, sur la façon dont ils sont marqués dans l'organisation grammaticale de la phrase.

L'oeuvre inachevée Parallèmement à Berserk, Kentaro Miura s'était lancé dans un nouveau projet : créer un nouvel univers fantasy, qui serait dessiné par les artistes qui l'assistent au quotidien, à savoir le studio Gaga. C'est ainsi qu'est né Dur-an-ki, racontant les aventures trépidantes de Usumgall, mi-dieu et mi-humain, mi-homme et mi-femme qui grandit et chasse aux côtés de ses amis humains. Suite au décès de Miura, la série a été arrêtée et ne connaîtra donc pas de fin. Cependant, ce tome inachevé contient le scénario d'origine écrit par Miura, ainsi que toutes ses esquisses et documents préparatoires. De précieux documents qui permettront aux lecteurs de se plonger dans le processus créatif du grand maître.

Johan van der Keuken (1938-2001) est l'auteur d'une oeuvre considérable traversée par une grande diversité de pratiques et de formes : la photographie, le cinéma (une soixantaine de films), l'installation et l'écriture théorique s'y côtoient dans un mouvement de perpétuel questionnement des formes et des techniques. Son parcours couvre près de cinquante années de cinéma, depuis l'émergence du cinéma direct jusqu'à l'avènement du numérique, et la diversité des propositions esthétiques qui s'y déploient fait de lui un cinéaste inclassable, en constante lutte contre les grammaires et les conformismes. Construits autour d'un dialogue permanent entre l'intime et le politique — "on regarde le monde de l'intérieur de soi" a-t-il écrit — les films de Johan van der Keuken interrogent la complexité des interdépendances qui animent la société moderne ; le regard qu'il porte sur les relations entre le Nord et le Sud, entre l'économie et l'environnement, entre le local et le global travaille avec une étonnante pertinence les problèmes qui agitent notre actualité. Parmi les chercheurs en cinéma et cinéastes qui ont contribué à ce volume, certains ont été ses compagnons de route dans l'exercice d'une pensée du cinéma toujours en expansion en ouverte à l'échange, d'autres ont découvert plus tardivement l'importance de son oeuvre et témoignent par leurs travaux de sa fertilité et de sa pérennité. Ces contributions au vaste champ d'investigation que cette oeuvre nous tend explorent les nombreuses hybridations qui composent sa poétique — entre le cinéma et les arts, entre l'art et la technique, entre l'image et le texte, entre l'anthropologie et l'avant-garde — pour éclairer les tensions signifiantes qui sous-tendent sa puissance politique.

DROIT BELGE Un éclairage bilingue sur les nouvelles questions juridiques d'actualité à l'attention des praticiens de la Défense et du législateur Les missions et les métiers de la Défense évoluent. Ces divers changements commandent de reconsidérer à frais nouveaux les paramètres qui régissaient jusqu'alors l'ordonnancement juridique. A l'inverse, il arrive que des développements juridiques (dans la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme par exemple) imposent, à leur tour, à la Défense d'adapter sa pratique et de repenser les méthodes, les processus, les formations... Ces mutations ont trait pour partie au statut du militaire et au mode de fonctionnement de la Défense. Quatre contributions traitent de cette thématique. D'autres évolutions ont trait aux missions opérationnelles proprement dites. Quatre autres thématiques abordent cette seconde dimension. Il s'agit de faire le point sur ces nouvelles questions juridiques d'actualité, de pointer les enjeux actuels et à venir, ainsi que de suggérer diverses pistes de réflexion soit à l'attention des "praticiens" de la Défense, soit à l'attention du Législateur. Cet ouvrage s'adresse tant aux juristes, qu'aux membres de la Défense, aux parlementaires et à leurs collaborateurs, aux membres de centres de recherche. De opdrachten en functies van Defensie evolueren. Die evoluties gebieden om de parameters die het rechtsbestel tot nu toe bepaalden opnieuw te bekijken. Omgekeerd gebeurt het dat juridische ontwikkelingen (bv. in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) Defensie op hun beurt ertoe nopen haar praktijk aan te passen en de methoden, procedures, vormingen... tegen het licht te houden. Die veranderingen hebben gedeeltelijk betrekking op het statuut van de militair en op de werking van Defensie. In dit boek vindt u vier bijdragen over die thematiek. Andere evoluties houden verband met de eigenlijke operationele opdrachten. Vier andere thematieken zullen betrekking hebben op die tweede dimensie. Het is de bedoeling de balans op te maken van deze nieuwe actuele juridische kwesties, de huidige en toekomstige uitdagingen in kaart te brengen en diverse denkpistes voor te stellen, hetzij voor de 'vakmensen' van Defensie, hetzij voor de wetgever. Dit boek is bedoeld voor juristen, leden van de defensiegemeenschap, parlementariërs en hun medewerkers, leden van onderzoekscentra enz.

Jan Van Leiden constitue le dernier volet de la trilogie La passion des Anabaptistes. Il est l'épisode le plus rude, le plus brutal et surtout le plus puissant. Il raconte la prise de la ville de Münster par un luthérien radical, Bernhard Rottmann (l'homme rouge), qui en 1534 réussit à convaincre les habitants d'une petite ville fortifiée de Westphalie, que ceux-ci occupaient en vérité le nouvel Eden terrestre. Cette annonce, qui vue d'aujourd'hui nous apparait comme folle, fit pourtant venir par centaines des anabaptistes de toute l'Europe. Parmi eux, un Hollandais, ancien comédien, Jan van Leide. Il s'improvisa prêcheur et imposa aux Münstérois sa vision hystérique de l'anabaptisme en s'autoproclamant roi du Paradis. Subjugués par son autorité et son charisme exceptionnels, des milliers d'anabaptistes se rêvèrent dès lors en anges terrestres mus par une volonté de vivre en parfaite communauté de biens, à la manière des premiers apôtres, mais libérés de l'esprit du Christ. Ils partagèrent leurs biens, puis, au-delà des biens, femmes et enfants... Cas rare et fascinant d'une utopie qui se réalisa et qui sombra dans le désastre, l'aventure de Jan van Leiden et de ses anabaptistes demeure à jamais l'un des épisodes les plus fous de l'Histoire allemande.

Comment sont conçus les bateaux ? Quels sont les meilleurs moyens pour communiquer en mer ? Qui sont les plus célèbres capitaines ? Cet ouvrage encyclopédique répond à toutes les questions des navigateurs en herbe et est idéal pour découvrir des navires extraordinaires, les expéditions maritimes, les techniques de pointe... Les petits navires et les gros paquebots n'auront plus de secrets pour les lecteurs. Un beau livre à lire en famille. Un documentaire encyclopédique Classé en 3 grandes parties (conception d'un bateau ; communication et navigation maritime ; expéditions et superstitions), ce livre est un ouvrage de référence pour les passionnés, petits et grands. Un beau livre adapté aux jeunes lecteurs Les dessins méticuleux et élégants de Jan Van der Veken, dans la mouvance de la bande dessinée belge, entraînent le lecteur sur les eaux et facilitent la lecture.

Des ambassadeurs en perruque à dos d'éléphant, des mandarins siamois se prosternant devant Louis XIV dans la Galerie des glaces, un aventurier grec ministre tout-puissant du roi de Siam, un jésuite intrigant en diable : ces personnages hauts en couleurs sont quelques-uns des acteurs d'une page d'histoire jusqu'à présent ignorée, celle des rapports entre la France du Grand Roi et le Siam (Thaïlande) du roi Phra Narái. L'épopée commence en 1660, le jour où des évêques français traversent les océans pour aller convertir les âmes de ce lointain royaume. Mais l'antichambre de la Chine et du Japon parait regorger de richesses, et le Siam devient vite un champ ouvert à toutes les intrigues commerciales, tandis que des jésuites, qui n'ont pas la moindre idée du bouddhisme qu'ils cherchent à combattre, s'évertuent à apprendre le siamois de cour. Le beau rêve d'entente mutuelle s'effondre trente ans plus tard, lorsque les officiers du Grand Roi, voulant imposer au Siam une "protection" militaire, déclenchent une révolution de palais. L'aventure se termine sans gloire pour les Français. "Incapables de se conduire eux-mêmes, ils succombèrent à la vanité de vouloir gouverner." Ce récit mouvementé, tour à tour drôle, pittoresque et dramatique, nous présente la culture d'un royaume bouddhique qui fascina littéralement les contemporains. Mais l'heure était à la curiosité et non à la compréhension. En cette fin du XVIIe siècle, l'Occident n'avait pas encore découvert la tolérance.