L'Avant-scène théâtre N° 1368, septembre 2014 : Un dîner d'adieu

Une histoire d'amour : Katia et Justine tombent amoureuses - un amour de conte de fées. Justine veut un enfant. Katia, trop souvent blessée par la vie, finit par accepter qu'elles tentent toutes les deux une insémination artificielle. Katia tombe enceinte, mais quelques jours avant la naissance de leur enfant, Justine disparaît... Douze ans plus tard, Katia apprend qu'elle va mourir. Il lui faut trouver un tuteur pour sa fille, Jeanne. Sa seule option : son frère, William, écrivain cynique, qu'elle n'a pas vu depuis cinq ans. Intra Muros : Richard, metteur en scène, donne son premier cours de théâtre dans une prison. Il espère une forte affluence, qui lui permettrait de poursuivre l'expérience - et de multiplier les cachets -, mais seuls deux détenus se présentent : Kevin, un jeune homme plein de fougue, et Ange, cinquantenaire mutique et désabusé. Richard décide malgré tout d'assurer son cours, secondé par son ex-femme et une assistante sociale inexpérimentée...

Articles Ludovic Piffaut - Pour une lecture comparée du personnage de Cassandre au XVIIIe siècle : une figure d' "indovina tragica" Anna Lushenkova Foscolo - Eros des temps modernes : Les Allées sombres d'Ivan Bounine et Lady Chatterley's Lover de D. H. Lawrence Laura Carvigan-Cassin - Regards sur un champ de recherche comparatiste : la dimension diasporique de la négritude dans le Nouveau Monde Sidad Anwar Mohammed - Louis Aragon vu d'Irak (Le cas d'al-Sayyab et de son poème "Les armes et les enfants") Pierre-Mong Lim - Les fins de la vision. Faire voir l'horreur, de Heart of Darkness à Qun xiang Comptes rendus Résumés Abstracts Table annuelle 2018

A l'occasion de la Cop21, la revue Esprit se demande comment les sciences humaines élaborent de nouveaux outils conceptuels pour habiter la Terre de manière responsable. Le dossier réunit les contributions de Philippe Descola, Dale Jamieson, Pierre Charbonnier et Catherine Larrère, ainsi qu'une table ronde composée de savants et de politiques. A lire aussi dans ce numéro : Paul Ricoeur sur la psychanalyse, Joël Roman et Yves Sintomer sur les fractures de la gauche et quelques réactions aux attentats du 13 novembre.

Julien VERMEULEN : Hugo Claus à New York (1959) In 1959-1960, Hugo Claus spent six months in the US, Mexico and Cuba. In the course of his trip he wrote down a number of impressions and experiences which he later turned into a cycle of poems, entitled "Reportage" (1961). In terms of contents and style these poems differ from his previous work. Claus now uses a style which is less hermetical : apart from this remarkable transparency, a wide range of ironic expressions, ambivalent idioms, contrasting registers and playful characterisations constitute a lexicological diversity. The great number of assonances and the use of non-literary text registers also characterize these poems. In this way this cycle anticipates later work in which Claus systematically applies diverse collage techniques. The poems "N. Y. 1" and "N. Y. 2" are also an exceptional testimony of the feelings of isolation and vulnerability of the lyrical "I". In 1959-1960 bracht Hugo Claus zes maanden door in de VS, Mexico en Cuba. Tijdens zijn verblijf noteerde hij enkele indrukken en ervaringen die hij later in de gedichtenreeks "Reportage" (1961) uitwerkte. Inhoudelijk en stilistisch wijkt deze poëzie af van zijn vroeger werk. Claus hanteert hier immers een stijl die minder hermetisch is : naast een opmerkelijke transparantie constateren we ook lexicografische diversiteit met allerlei ironische en ondermijnende dubbele bodems, kritische en contrastieve registers, ludieke en spottende typeringen. Ook het grote aantal assonanties en het gebruik van niet-literaire tekstregisters karakteriseren deze gedichten. In die zin anticipeert deze cyclus op zijn later werk waarin hij talrijke collagetechnieken op een systematische wijze toepast. De openingsgedichten "N. Y. 1" en "N. Y. 2" getuigen ook op een uitzonderlijke wijze van het isolement en de kwetsbaarheid van de ik-figuur. Sarah BEEKS : Masscheroen ou trois messieurs nus. L'engagement artistique de Hugo Claus dans les années soixante In the spring of 1968 Hugo Claus was officially charged with public indecency. The fact that he had staged three naked men in his play Masscheroen, could not be tolerated by to the conservative judiciary in Flanders. The lawsuit caused a great fuss within the artistic milieu : art and literature had regularly been censored and something had to be done. Inspired by the activist élan of May '68, Claus and his colleagues chose to act upon their artistic commitment. Through cheerful happenings and poetic protest evenings they fought for the autonomy of art and literature. In het voorjaar van 1968 werd Hugo Claus aangeklaagd wegens openbare zedenschennis. In zijn toneelstuk Masscheroen had hij drie naakte mannen laten optreden en dat kon volgens de conservatieve rechterlijke macht in Vlaanderen niet door de beugel. De zaak leidde tot veel ophef binnen het artistieke milieu : kunst en literatuur werden eind jaren zestig veelvuldig gecensureerd en dat werd niet langer geaccepteerd. Aangestoken door het activistische elan van mei '68 besloten Claus en zijn collega's zich artistiek geëngageerd te tonen. Door middel van vrolijke happenings en poëtische protestavonden bevochten zij de autonomie van kunst en literatuur. Pieter VERSTRAETEN : Le corps du Christ. Le roman A propos de Dédé et le catholicisme Hugo Claus's short novel Omtrent Deedee [With regard to Deedee], which appeared in 1963, can be read in a variety of ways. In general, two slightly antagonistic interpretative models have been dominant so far : whereas the early literary analysis by Julien Weverbergh focuses on the symbolic dimension of the story, a commentator such as Bert Vanheste emphasizes the novel's connection with contemporary social discussions, such as the debates on the democratization of Catholic faith in the context of Vaticanum II (1962-1965). In this article I want to further develop the latter perspective by reading the book primarily as a commentary on Catholic faith, understood in its institutional as well as its ideological dimensions. In particular, I focus on the kind of priesthood the main character Deedee is embodying, on the relation between the priest Deedee and the young homosexual Claude, who seems to represent an alternative kind of priesthood, and on the process of transubstantiation, which plays a major role in all this. Finally, I relate the motif of transubstantiation to Claus's conception of meaning and symbolism. It appears that the religious sacrament as well as the signifying process are based on the interaction between the concrete and material on the one hand and the abstract and ideal on the other. In the end, in Omtrent Deedee, both categories are unmasked as mere social constructs, failing to do what they promise : restoring an original, sacral union or wholeness. Van Hugo Claus' korte roman Omtrent Deedee, verschenen in 1963, zijn heel verschillende interpretaties mogelijk. Grosso modo staan daarbij twee verschillende lectuurmodellen tegenover elkaar. Terwijl de vroege analyse van Julien Weverbergh vooral inzet op de symbolische dimensie van het verhaal, vraagt iemand als Bert Vanheste expliciet aandacht voor de betrokkenheid van de roman op contemporaine maatschappelijke problemen, zoals de discussies rond de democratisering van het katholieke geloof die plaatsvinden in de context van Vaticanum II. In dit artikel wil ik dat tweede perspectief verder uitwerken door Omtrent Deedee in de eerste plaats te lezen als een commentaar op het katholieke geloof, zowel op de institutionele als op de ideologische dimensie ervan. Ik focus daarbij op de aard van het priesterschap van het hoofdpersonage Deedee, op de relatie tussen de geestelijke Deedee en de jonge homoseksueel Claude, die een alternatieve priesterrol op zich neemt, en op het sacrale proces van de transsubstantiatie, dat bij dit alles een cruciale rol lijkt te spelen. Tenslotte verbind ik het motief van de transsubstantiatie met Claus' visie op betekenis en symboliek. Zowel het religieuze sacrament als het proces van betekenisgeving zijn immers gebaseerd op de interacties tussen het concrete en materiële enerzijds en het abstracte en ideële anderzijds. Finaal worden beide categorieën in Omtrent Deedee ontmaskerd als louter sociale constructies die er niet in slagen hun belofte waar te maken en een oorspronkelijke, sacrale eenheid en heelheid te herstellen. Tom SINTOBIN : Raconter en bafouillant, bafouiller en racontant. Traumatisme et narrativité chez Hugo Claus In this article two novels by Hugo Claus are analysed from the perspective of Trauma theory : Desire (1978) and The sorrow of Belgium (1983). Trauma destroys an individual's life-narrative and results in a Post Traumatic Stress Disorder. In Desire it is Didi that seems to suffer from it : she lost her human identity and her awareness of time, she is barely able to speek - which means that she has lost the plot that can give her life meaning and coherence. The reader is never told what exactly is the matter : all he gets are flashes, which are not sufficient to tell him the whole story. Moreover, he is confronted with the fact that the language of the novel is very ambiguous. These two characteristics - the unability to get to a fullblown story and the loss of language - the reader shares with a PTSD-patient, which suggests that this novel has a performative aspect : the reader lives through the same drama as that of the characters. In The sorrow of Belgium, uncle Omer is confronted with a malfunctioning language and ability to narrate. His problem manifests itself in repetition and in misunderstandings due to the ambiguity of words. The reader encounters exactly the same problem at the end of the novel, when a passage that seemed rather superficial at first sight in reality turns out to be full of meaning. However, there are characters in this novel whom one would expect to be traumatised that nevertheless do not show the typical characteristics. Above all the father, Staf, talks endlessly about the terrible things that happened to him, even so much that the members of his family are no longer interested. The feeling of the "surplus" of narratives, that are as a consequence not healing any more but aim at hiding something, is a feeling shared by the reader while he is reading this strange novel, which gets in its turn a performative aspect. In dit artikel worden twee romans van Hugo Claus, Het verlangen (1978) en Het verdriet van België (1983) bestudeerd vanuit het perspectief van traumastudies. Daarbij wordt een trauma gedefinieerd als datgene wat het levensnarratief van een individu vernietigt, met een Post Traumatic Stress Disorder tot gevolg. In Het verlangen blijkt Didi's pathologie daar nogal wat kenmerken van te hebben : ze is haar menselijke identiteit kwijt, haar tijdsbesef is ontregeld, ze kan amper nog spreken - zij heeft dus niet langer de beschikking over een levensnarratief dat haar bestaan zinvol en coherent kan maken. De lezer verneemt echter nooit precies wat er aan de hand is : hij krijgt slechts flitsen te zien en komt niet tot een sluitend verhaal. Bovendien wordt hij ermee geconfronteerd dat de taal van de roman wel heel meerzinnig wordt. Deze beide kenmerken - het onvermogen om tot een verhaal te komen en het verlies van taal - deelt de lezer met een PTSD-patiënt, zodat het verhaal in overdrachtelijke zin performatief is geworden : de lezer ondervindt het drama van de personages aan den lijve. Ook in Het verdriet van België komt er een personage voor wiens taal en verhalend vermogen hapert : Nonkel Omer. Zijn aandoening uit zich onder meer in herhaling en in misverstanden door dubbelzinnige woorden en blijkt ook de lezer parten te spelen wanneer die zich tegen het einde van de roman met een ogenschijnlijk anekdotische maar in werkelijkheid uitermate beladen passage geconfronteerd ziet. Nochtans zijn er ook personages waarvan men zou kunnen aannemen dat ze getraumatiseerd zijn zonder dat ze de kenmerken van een PTSD vertonen : vooral vader Staf vertelt honderduit over wat hem is overkomen, zelfs in die mate dat zijn verhalen niet meer interessant gevonden worden door zijn huisgenoten. Het gevoel van de overdaad aan verhalen, die niet langer heilzaam zijn maar iets verbergen, maakt zich ook van de lezer meester bij zijn lectuur van deze vreemde roman. Het verdriet van België heeft zodoende op zijn beurt iets performatiefs. Dirk VAN HULLE : Claus et la narratologie exogénétique. La cognition externe (extended mind) et les notes de lecture autour du Chagrin des Belges This article combines genetic criticism with a post-Cartesian approach to cognitive narratology, notably to the examination of literary evocations of the fictional mind. The case study is the genesis of Hugo Claus' novel Het verdriet van België. The exogenetic analysis of two extant notebooks shows how the author's reading notes contribute not just to the fictional cosmology of the novel, but also to the cognitive cosmology of the characters' 'extended' minds. The article argues that for Claus, as for many twentieth-century authors, the materiality of the avant-texte served as a cognitive model for the evocation of the workings of the fictional mind. Dit artikel combineert tekstgenetisch onderzoek met een post-Cartesiaanse benadering van de cognitieve narratologie, in het bijzonder het onderzoek naar vormen van literaire bewustzijnsrepresentatie. De gevalstudie is de genese van Hugo Claus' roman Het verdriet van België. Uit de exogenetische analyse van twee bewaard gebleven notitieboeken blijkt hoe de lectuurnotities bijdragen, niet alleen tot de fictionele kosmologie van de roman, maar ook tot de cognitieve kosmologie van personages en hun "extended mind" . Het artikel argumenteert dat voor Claus, net als voor heel wat twintigste-eeuwse auteurs, de materialiteit van de avant-texte heeft gefungeerd als cognitief model voor literaire bewustzijnsrepresentatie. Malgorzata DUBROWSKA : Die mythische Welt Anna Seghers'. Literarische Bilder aus dem französischen Exil Alongside her journalistic undertakings, literary works by Anna Seghers left trajectories of her residence as an immigrant in France between the years 1933-1941. In her literary works, the writer often depicted in a metaphorical way the world of immigration experiences : Sense of instability, isolation, life intimidations and also consciousness of replication of the immigrant' destiny. She brought a universal literary vision that corresponded to the biblical tradition and the world of the Greek and Roman mythologies. The author of this article, based on the selected literary works of Anna Seghers that were created in France, catalogues the universal experiences of the existence of the human kind, that in Seghers' works become mythical. Les textes littéraires d'Anna Seghers, qui complètent son activité publicistique, où elle décrit d'une manière métaphorique ses expériences d'expatriée, en disent long sur les années de son exil en France (1939-1941). La précarité, l'isolement, le danger de mort et la conscience de réitération de l'existence d'exilé font naître une vision littéraire universelle qui puise tant dans la tradition biblique que dans les mythologies grecque et romaine. A travers les textes littéraires retenus, issus de la période française, l'auteur de la présente contribution tente de concrétiser cette expérience atemporelle de l'existence humaine à laquelle Seghers donne une dimension mythique.

Subtil mélange entre une mélodie pop façon Beatles, une forte dose de guitare rock'n'roll et des choeurs renforçant l'harmonie, la power pop est un cocktail né sur les traces des Kinks, des Who et, bien entendu, des Fab Four, en 1970. Ses initiateurs ? Ils ont pour nom : Badfinger, Raspberries, Big Star ou Flamin' Groovies. Avec l'arrivée de la génération punk, la power pop vit son âge d'or grâce aux Cars, à Blondie ou aux Knack. En retrait dans la seconde moitié des eighties, elle revient en trombe dans la décennie suivante et se perpétue encore aujourd'hui comme une niche musicale riche et active dont les étendards sont les Teenage Fan Club, Posies, Fountains Of Wayne ou les Weezer.

Ce cinquième opus de Surréalismus nous initie au surréalisme italien sous la plume de Giovanni Lista, son éminent spécialiste. Un surréalisme toujours empreint de mythologie greco-romaine. De Dante, le visionnaire et Arcimboldo, le peintre de l’étrange aux Scapigliati ; de l’art métaphysique de De Chirico et du futuriste Marinetti jusqu’à s’établir par petits groupes au sein de revues assez diverses. Deux autres pays sont à l’honneur dans ce numéro. Le surréalisme suisse, objet d’une importante exposition itinérante ouvrant fin août au Aargauer Kunsthaus d’Aarau avant de s’achever en juin 2019 au Museo d’arte delle Svizzera italiana à Lugano. Le commissaire de l’exposition Peter Fischer a accepté un entretien et dresse un véritable panorama de l’histoire du mouvement en Suisse, jalonné par les Giacometti, Oppenheim, Brignoni, Seligmann, Vulliamy ou Walberg. Le surréalisme égyptien, dont l’exposition phare consacrée au groupe Art et Liberté et débutée il y a deux ans au Centre Pompidou à Paris s’achève cet été au Moderna Musset de Stockholm. L’occasion de dresser le bilan de cette aventure courageuse, inédite et originale avec les deux monteurs de ce projet, Sam Bardaouil et Till Fellrath. Deux dossiers explorent des figures sudistes à la lisière du surréalisme. Le discret Lucien Coutaud, objet d’une très belle exposition qui vient de s’achever au musée villa Montebello de Trouville (voir notre entretien avec Karl Laurent) et de deux nouvelles publications signées Jean Binder et Christophe Dauphin. Ce dernier chronique le premier et retrace pour nous la longue épopée artistique du peintre nîmois. L’émouvant poète carcassonnais Joë Bousquet, signataire du Second manifeste, grand ami d’Eluard et Gala, dont Serge Bonnery dresse des portraits à juxtaposer : son rapport à la guerre et à la blessure puis ses relations avec les surréalistes parisiens. En complément, un entretien avec Eric Edwards, collecteur émérite du peintre Maurice Rapin, personnage iconoclaste qui a mené de front carrière artistique et scientifique.# cinquième opus de Surréalismus nous initie au surréalisme italien sous la plume de Giovanni Lista, son éminent spécialiste. Un surréalisme toujours empreint de mythologie greco-romaine. De Dante, le visionnaire et Arcimboldo, le peintre de l’étrange aux Scapigliati ; de l’art métaphysique de De Chirico et du futuriste Marinetti jusqu’à s’établir par petits groupes au sein de revues assez diverses. Deux autres pays sont à l’honneur dans ce numéro. Le surréalisme suisse, objet d’une importante exposition itinérante ouvrant fin août au Aargauer Kunsthaus d’Aarau avant de s’achever en juin 2019 au Museo d’arte delle Svizzera italiana à Lugano. Le commissaire de l’exposition Peter Fischer a accepté un entretien et dresse un véritable panorama de l’histoire du mouvement en Suisse, jalonné par les Giacometti, Oppenheim, Brignoni, Seligmann, Vulliamy ou Walberg. Le surréalisme égyptien, dont l’exposition phare consacrée au groupe Art et Liberté et débutée il y a deux ans au Centre Pompidou à Paris s’achève cet été au Moderna Musset de Stockholm. L’occasion de dresser le bilan de cette aventure courageuse, inédite et originale avec les deux monteurs de ce projet, Sam Bardaouil et Till Fellrath. Deux dossiers explorent des figures sudistes à la lisière du surréalisme. Le discret Lucien Coutaud, objet d’une très belle exposition qui vient de s’achever au musée villa Montebello de Trouville (voir notre entretien avec Karl Laurent) et de deux nouvelles publications signées Jean Binder et Christophe Dauphin. Ce dernier chronique le premier et retrace pour nous la longue épopée artistique du peintre nîmois. L’émouvant poète carcassonnais Joë Bousquet, signataire du Second manifeste, grand ami d’Eluard et Gala, dont Serge Bonnery dresse des portraits à juxtaposer : son rapport à la guerre et à la blessure puis ses relations avec les surréalistes parisiens. En complément, un entretien avec Eric Edwards, collecteur émérite du peintre Maurice Rapin, personnage iconoclaste qui a mené de front carrière artistique et scientifique.

Paris n’a pas fini de nous surprendre?: la Seine et la tour Eiffel, l’île Saint-Louis et l’hippodrome de Longchamp, la butte Montmartre et le parc Monceau peuvent aussi se savourer… en musique. Mieux encore, piano et orchestre poussent loin l’audace et s’introduisent dans une exposition universelle, visitent la haute couture parisienne ou se prennent pour une locomotive de métro?! Même les enfants ont droit à leur part de musique, tandis que leurs parents qui auront passé la soirée au cabaret ou à l’Opéra siffloteront, heureux de chanter à leur tour, «Ménilmontant, mais oui madame, c’est là que j’ai laissé mon coeur». Et peut-être qu’à la fin de cet ouvrage seront-ils convaincus d’avoir deux amours, la musique et Paris…

Introduction. Ecrire une histoire intellectuelle de la Revue de musicologie modifier / Yves Balmer , Hervé Lacombe Partie IV. Tropisme historien et goût du document modifier Un nouveau mot pour la nouvelle discipline. Enquête sur le terme "musicologie" et les modalités de son invention modifier / Hervé Lacombe Dix ans d'histoire de la musique (1917-1926). Un regard historien sur les débuts d'une revue modifier / Jean-Claude Yon Les sources musicales des bibliothèques publiques parisiennes dans la Revue de musicologie (1917-2016) / Laurence Decobert L'application des techniques de l'histoire du livre à la musicologie. L'apport de la Revue de musicologie / Laurent Guillo Les terrains de l'écriture. François Lesure et la Revue de musicologie (1947-1962) / Xavier Bisaro Définir l'espace d'une discipline. La musicologie face aux chantiers de l'histoire / Karine Le Bail Les échos de la province dans la Revue de musicologie. Enjeux spécifiques d'un champ de recherche spécifique / Guy Gosselin Partie V. Compositeurs et compositrices : penser des figures singulières Berlioz dans la Revue de musicologie / Jean-Pierre Bartoli Liszt dans la Revue de musicologie (1920-2013). Un compositeur cosmopolite vu au prisme français / Nicolas Dufetel Les études debussystes dans la Revue de musicologie. Une place paradoxale / Denis Herlin Comment la Revue de musicologie construit-elle l'image du musicien avant 1939 ? Un aperçu des conditions de la biographie / Joël-Marie Fauquet Ecrire sur les musiciennes, une question de genre ? Les recherches sur les musiciennes à la Société française de musicologie et dans sa revue / Catherine Deutsch Partie VI. Périodes et périodisations : penser des corpus Entre le monument et la voix. La Revue de musicologie et la musicologie médiévale au XXe siècle / John Haines La Renaissance dans le premier siècle de la Revue de musicologie. Réflexion historiographique à l'ère des humanités numériques / David Fiala Une guerre sans batailles. Le champ de la musique dite "baroque" dans la Revue de musicologie / Thierry Favier Les années 1760-1830 : une "période creuse" ? / Michel Noiray Le "grand dix-neuvième siècle" dans la Revue de musicologie (1917-2016). Thématiques et typologie des articles / Jean-Christophe Branger Partie VII. Du compte rendu d'ouvrage à l'historiographie critique Autour du manuel de paléographie grégorienne de Gregori Maria Sunyol. Polémiques politiques et musicologiques/ Christelle Cazaux-Kowalski Décentraliser l'Europe musicale du xve siècle. Autour de la recension par Christian Meyer de The Rise of European Music : 1380-1500 de Reinhard Strohm (1993) / Benoît Haug "Restons maîtres de Notre terminologie lorsque nous avons à juger notre patrimoine". Lecture françaises de James R. Anthony / Louis Delpech "C'est [... ] lorsqu'il nous parle des exceptions qu'il est le plus séduisant". Lecture de Die Musik des 19. Jahrhund

Ce sixième numéro de Peut-être s'ouvre avec le souvenir de Daniel Vigée, qui s'est éteint au début du mois de novembre 2013. Il aurait eu soixante et un an à la fin de novembre 2014. Tous ceux qui ont côtoyé Daniel, tous ceux qui l'ont connu à travers les poèmes de Claude Vigée, partagent une grande tristesse et s'associent pleinement au deuil de sa famille, et tout particulièrement de son épouse Jola et de ses enfants, Nathalie (et son époux) et Raphaël. Nous reproduisons la brève allocution que Claude avait dictée à Nathalie pour la cérémonie de Bischwiller ainsi que le discours de Claude Heymann, Rabbin de la communauté de Haguenau. Nous associons Evy à son fils dans notre souvenir. Les essais de Claude Vigée ici repris, partiellement pour "L'annonce d'un matin d'hiver" , et dans son intégralité pour "Esclaves et étrangers : Flaubert et Chateaubriand à Jérusalem" , permettent de bien mettre en relief la complémentarité de ces lieux, l'Alsace et Jérusalem, dans l'existence et dans l'oeuvre de Claude ainsi que dans la vie de sa famille. Blandine Chapuis dédie à Evy son étude fouillée, très sensible et pertinente, sur l'oeuvre de Claude Vigée : "La poésie comme promesse d'avenir" . Il est aussi beaucoup question de cette oeuvre qui nous rassemble dans le dossier qu'Oleg Poliakow a réuni pour nous autour d'une réflexion sur le verset de la Genèse concernant la création de l'homme (Genèse 2, 7) associée à cette belle expression du philosophe Paul Ricoeur : "L'homme, c'est la Joie du Oui dans la tristesse du fini". Nous traversons une période de commémorations multiples. L'année 2014 marquait le centenaire de la naissance de Dylan Thomas, que célèbre Jean Migrenne, mais inaugurait également une double perspective historique, le centenaire du début de la Grande Guerre s'associant avec le soixante-dixième anniversaire de la Libération. Nelly Carnet s'est entretenue avec Nelly Leviandier-Coulon, résistante. Je poursuis mon travail de réflexion sur les poètes de la Grande Guerre. Pierre Brunel nous parle de Rimbaud et établit un lien particulier avec l'oeuvre de Claude Vigée. Le cahier de création s'ouvre avec des poèmes inédits de Claude. Marc Sagnol nous initie par ses traductions à l'oeuvre d'Alexandre Guelman, poète russe, et d'Inna Fridkina. Je propose, en version bilingue, des poèmes très célèbres de Wilfred Owen, Charles Hamilton Sorley, Isaac Rosenberg, Ivor Gurney et Robert Graves. On retrouvera ensuite, ou on découvrira, Gabrielle Althen, Beryl Cathelineau-Villatte, Marc Kauffmann, Pénélope Sacks-Galey et Marc Sagnol. Jean-Luc Hohl-Muller nous donne à lire un essai sur la langue alsacienne, sous forme de nouvelle, "Les écureuils" . Lydie et Guy Baranton, fille et fils du peintre dont nous présentons l'oeuvre, Roger Baranton, évoquent pour nous leur père et sa joie de peindre, qui transcenda pour lui toute autre difficulté d'existence. Il se situe dans cette école de Paris d'après la Seconde Guerre mondiale.

Profane met en scène un héros récurrent plutôt qu'une discipline, et l'accueille en qualité d'invité permanent. Profane parle de celles et ceux qui aiment faire, qui aiment tout court, et qui trouvent un sens à la beauté du geste, loin des tribunes officielles. Aujourd'hui dans nos sociétés s'engage un autre rapport à la création, se dessine une manière de penser loin des marchés, des foires, des salles de ventes, des scènes officielles. Nous souhaitons dresser un panorama des dynamiques créatives lorsqu'elles échappent aux logiques de promotion, quand elles viennent aussi dire autre chose d'une société : nourrir une mémoire collective, révéler la singularité d'un inconscient, témoigner d'une époque. L'amateur porte en lui une rareté : son élan résiste aux modes, son rapport jubilatoire et cathartique à l'objet de son affection s'affirme contre vents et marées. Et c'est bien cette part précieuse, cet appétit originel que Profane souhaite mettre en lumière.

Deux concepts fondamentaux de la psychanalyse traversent ce numéro de Quarto : le transfert et la pulsion. Sans transfert, il n'y a pas de psychanalyse possible. Au-delà de l'imaginaire de l'amour, au-delà de la répétition des amours infantiles, Lacan a mis au jour l'amour du savoir par le biais du sujet supposé savoir. Il a aussi articulé le transfert au corps et à la pulsion. Pour faire une analyse, il faut la présence des corps. Des témoignages de fin d'analyse montrent comment cette " réalité sexuelle de l'inconscient " doit être mise en jeu pour qu'une cure trouve son terme. Plusieurs textes, dans ce numéro, mettent à la question la pulsion sous la forme de la violence, qu'elle soit physique ou verbale, auto ou hétéro, liée à une révolte ou immotivée, et avancent quelques réponses du point de vue de la psychanalyse. Quarto maintient également sa ligne éditoriale en proposant des commentaires de textes ou de concepts importants de Jacques Lacan et un cours inédit sur la névrose obsessionnelle.

Ecrivain, peintre et traducteur, Pierre Klossowski est né à Paris en 1905 dans une famille d'artistes. Frère aîné de Balthus, il a fréquenté dès ses jeunes années Rainer Maria Rilke et André Gide, puis Georges Bataille auprès duquel il participa au Collège de sociologie et à la revue Acéphale. Dans les années trente, sa rencontre avec les écrits de Sade marqua une étape déterminante dans son cheminement placé à la fois sous le signe de la discrétion et de l'excès. Pierre Klossowski apparaît comme l'une des figures capitales de la culture française du XXe siècle. Celui qui affirmait n'être «ni un écrivain, ni un penseur, ni un philosophe - ni quoi que ce soit dans aucun mode d'expression», aura tout de même laissé derrière lui une oeuvre considérable : des textes littéraires comme Les Lois de l'hospitalité, Le Bain de Diane et Le Baphomet, des études sur Sade et sur Nietzsche, mais aussi quelques scénarios, de nombreuses traductions du latin et de l'allemand (Virgile, Nietzsche, Kafka, Wittgenstein...), ainsi qu'une abondante production de dessins de grand format. Autour du concept de «simulacre», son oeuvre traite autant de la mythologie que de la théologie antique, de l'érotisme ou de l'économie générale. De Gilles Deleuze à Michel Foucault, de Giorgio Agamben à Jean-François Lyotard, plusieurs penseurs contemporains se sont intéressés de près à ses travaux. Les études réunies dans ce numéro d'Europe, ainsi que les nombreux inédits qui ont été recueillis, témoignent de l'extraordinaire diversité de l'oeuvre de cette figure atypique dont Georges Perros disait : «Cet homme semble venir de très loin. Pas seulement d'Europe centrale, pas seulement de la Rome impériale, pas seulement de Tübingen. Sous ce drôle de crâne, au front plus haut que nature, se battent, s'étreignent, se haïssent, font l'amour et la mort, comme nuages dans un ciel en difficulté, une multitude de cibles des héros de la mythologie aussi bien que ceux de Kafka, de Nietzsche, d'Hofmannsthal, de Rilke, tous véritables habitants de l'aujourd'hui des siècles et des siècles. Nous ne sommes pour cet homme hanté, cet homme d'extase, que contemporains de hasard.»

La mort de Fourier, en 1837, entre ses pots de fleur et ses chats, n'a pas fait grand bruit. Qui s'intéressait à lui ? Quelques disciples. Et puis, bientôt, un certain Marx et un nommé Engels. De ce «Fourier obscur», prophétise Hugo, «l'avenir se souviendra». Le Voyant n'avait pas mal vu. Alors que tant de spectres sont devenus des fantômes, s'il en est un qui hante encore l'Europe, c'est bien celui de Charles Fourier ! Visionnaire sans égal, atopique bien plus qu'utopique, si Fourier nous revient aujourd'hui, c'est évidemment comme autre. Ses oeuvres complètes sont rééditées, des écrits inédits paraissent, des thèses, des essais lui sont consacrés. Il est réinventé comme féministe, théoricien queer ou écologiste radical. On avait pris l'habitude de tronçonner son oeuvre : métaphysique ; critique de la civilisation, de sa morale et de sa politique ; projets économiques ; utopies sexuelles, etc. Mais chez Fourier tout se tient. C'est ce que montrent les contributions réunies ici en hommage à l'infatigable écrivain, penseur et poète de ce que René Schérer a appelé la «contestation globale»

La crise… Omniprésente sous toutes ses formes, elle mobilise toute les énergies de la diplomatie française. Mais pour trouver des solutions aux crises financières, humanitaires ou environnementales, encore faut-il en connaître le sens. C’est ce « penser la crise » à quoi s’exerce MICHEL WIERVIORKA en ouverture de ce numéro de rentrée. Autre sujet majeur : la présidence française des sommets du G8 et du 20 en 2011 dont les objectifs sont présentés dans ce numéro. Dernier sujet de poids, le BRESIL, nouvelle puissance émergente dont les racines sont analysées ici pour la première fois.Le dossier thématique du trimestre est consacré aux crises :LA DIPLOMATIE DE LA CRISE- Penser la crise, par Michel Wieviorka- Crise financière : l’approche française, par Patrick Allard- Le monde face à une crise humanitaire d’urgence : Pierre Duquesne- Au cœur du Centre de crise, par Serge MosturaEn seconde partie, une série originale de réflexions et d’analyses couvrant différents champs des relations internationalesAnalyses & Témoignages- Mathieu Peyraud – G8, G20 et gouvernance mondiale- François Zimmeray, ambassadeur chargé des Droits de l’Homme – Penser les droits de l’homme au futur- Général Emmanuel Beth – La coopération de sécurité et de défense- Eric Danon – le Traité de Non-Prolifération : les avancées- Didier Ortolland – Extension du plateau continental : quels risques ?- Marie Mendras – De la ProspectiveTroisième partie : l’émergence d’un nouveau géant économique, le BrésilDiplomatie économiqueBrésil : le défi de l’interdépendance responsable

Le cinéma est à plus d'un titre un art des relations : un film ne peut être pleinement compris qu'en tissant le lien avec ce qui le dépasse dans le registre de l'histoire des formes (genre, série, reprise), dans celui de la pensée qu'il engendre chez le spectateur-philosophe (chacun de nous dans nos bons moments), ou encore dans l'étude de la mise en contact d'aires culturelles distinctes (la présence des Européens à Hollywood pour citer l'exemple le plus évident). La poétique historique des films, la "cinéphilosophie" et l'approche du cinéma en termes de transferts culturels apparaissent comme autant de chemins qui aident à explorer ce territoire relationnel. Mais au sein même de ces approches, un film, un texte, un penseur, un cinéaste insistent et franchissent des frontières décidément poreuses, donnant extension et valeur d'égide au procédé filmique qui mêle et relie à la fois les images : le fondu enchaîné. Ainsi font retour au long du livre les accords Blum- Byrnes, le film noir et la comédie américaine, Stanley Cavell et Gilles Deleuze, Albert Laffay et le baudrier du roi dans La Veuve joyeuse d'Ernst Lubitsch, Lettre d'une inconnue de Max Ophuls et Tout ce que le ciel permet de Douglas Sirk, la cinéphilie française et le CinémaScope, Walden de Thoreau et l'expression "ça, c'est du cinéma ! ", ce qui ne doit pas vraiment surprendre car, avec ces Fondus enchaînés, la collection "Poétique" s'ouvre au septième art.

En ce moment où le changement global prend une consistance à la fois réelle et menaçante, un écho se crée entre le devenir de la Terre et le revenir de la terre. Attention aux majuscules ! Nous n'allons pas parler ici de la Terre avec une majuscule, de la planète toute singulière, la grosse bille bleue, mais de la terre en minuscule, l'humble matière rouge ou marron que l'on travaille, l'étendue que l'on partage ou que l'on conquiert, le sol qu'on arpente, le lieu d'où l'on vient, que l'on quitte, qui nous rappelle. La terre revient : on la pensait remisée dans les limbes d'un passé révolu, la richesse de ses significations élaguée par la modernité. Nous pensions que nous nous étions définitivement détachés des liens que la glèbe avait créés. Sous nos yeux, les voilà qui reprennent vigueur dans nos sciences, dans nos imaginaires, dans nos itinéraires de vie, dans nos futurs politiques. La terre revient : qu'a-t-elle à nous dire de nous-mêmes ? Qu'est-ce que ce revenir permet de penser ? Et comment revenir à la terre ? Ce numéro de Tracés interroge la terre comme objet de pensée, comme enjeu de pouvoir et comme lieu d'exercice d'une multiplicité de puissances d'agir et de devenirs politiques. En assemblant dix contributions (traduction, note, dialogue et articles) de toutes les sciences humaines et sociales (géographie, histoire, philosophie, anthropologie), il cherche à éclairer différentes facettes du revenir de la terre - et ce faisant, à remettre la terre au coeur des interrogations du contemporain.

PARAGES, revue de réflexion et de création consacrée aux auteur-rice-s contemporaines, propose un numéro spécial sur Falk Richter, artiste allemand dont l'oeuvre est incontestablement reconnue en Europe. Inédits de l'auteur, articles théoriques, entretiens, fictions et réflexions intertextuelles, témoignages, comptes rendus dramaturgiques : une pluralité de regards et de positions pour saisir une écriture théâtrale polymorphe et furieuse, sensible aux catastrophes techniques et psychiques, hantée par l'actualité politique et sociale.

Pour son numéro 7, Mon Lapin Quotidien se propose de donner la part belle à nos auteurs, auteuses, autrices motrices tirant avec force les wagons d'œuvres artistiques qui peuplent les pages du journal depuis de nombreux trimestres. Du roman-photo sentimental au pamphlet coup de gueule, de la chronique autobiographique au projet muséal, les muses s'amusent autant dans la colonne que la rubrique, en vrac, de bric, de broc, voire à brac, fières à bras pas sexistes accueillant un supplément «Monsieur» et l'équipe habituelle dont la réputation n'est plus à faire, elles se déchaînent avec inclusivité pour vous inviter à passer à l'acte d'achat, la lecture, la courbure et la pointure.

Dans ce numéro : jeux : l'heure de la cueillette, Vivre l'Evangile : Frères et soeurs de Jésus ; et les aventures de Patapon : Ensemble c'est mieux ! Chaque mois les enfants y trouvent un extrait des évangiles du dimanche, un conte pour rire, une bande dessinée, sans oublier les aventures de Patapon...

Humain augmenté, transhumanisme sont des notions qui sont presque devenues familières pour le sujet moderne. Les avancées médicales et technologiques nous convoquent du côté des transformations de l'Homme, des liens et de ce qui fonde l'Humanité, posant des questions de tous ordres (philosophique, éthique, médical, psychologique...). Ce numéro invite des spécialistes à partager l'état de leurs réflexions, notamment concernant les effets observés ou imaginaires sur le fonctionnement familial et/ou de couple : quels fantasmes sont à l'oeuvre quand la science-fiction devient réalité avec l'utérus artificiel ? Quels sont les effets des réparations et des transformations des corps dans les liens intra et intergénérationnels ? Comment faire une place au robot dans le couple, la famille ? Par exemple, avec les nouvelles expérimentations auprès des enfants malades ? Telles sont quelques-unes des questions qui seront abordées par des philosophes, anthropologues, sociologues, psychologues et psychanalystes.

Transmettre se conjugue nécessairement au pluriel. La transmission peut être définie tout à la fois du point de vue des processus, des modalités, des formes et des contenus portés au coeur de la dynamique trans-subjective, dans les registres conscient et inconscient du fonctionnement psychique. Après S. Freud dans Totem et tabou (1913), et à la suite des travaux de A. Green sur le négatif, R. Kaës a souligné la part déterminante du négatif dans la transmission, tout particulièrement pour ce qui concerne la transmission entre générations ; dans ce sens, la définition des alliances inconscientes ouvre un champ nouveau pour l'approche des processus de transmission Avec la transmission, s'ouvre ainsi un troisième registre au coeur de la dynamique de la vie psychique : intriqué aux registres de l'intrapsychique et de l'intersubjectif, le trans-subjectif situe explicitement le déploiement de la vie psychique dans la perspective de ses inscriptions historiques. La question de la transmission engage les processus de l'identification, selon des formes et des figures complexes qu'il s'agira de préciser, dans le contexte des remaniements topiques qu'elle engage. S. Freud (1923) insiste sur les effets de (dé-)formation du Moi qui accompagnent l'identification et sur la fonction centrale du Surmoi dans les processus de transmission. Des identifications primaires aux identifications secondaires, de l'identification projective à l'identification introjective, voici autant de pistes à même de nourrir le débat sur les enjeux de la transmission. Les contributions pour ce numéro pourront aborder la transmission selon ses différentes déclinaisons, à partir de la pratique des épreuves projectives, verbales ou graphiques (génogramme, dessin de famille...) ou d'une clinique non projective. La question des effets structurant et aliénant de la transmission, de la construction des imagos parentales et de la filiation, de la transmission des secrets et de la violence qui l'accompagne... constituent autant de pistes à même de nourrir une réflexion approfondie sur cette part incontournable de notre vie psychique.

Patapon Décembre 2018. La Joie de Noël.

Au temps des dinos, il n'y avait pas encore d'écoles. Les brosses à dents n'existaient pas, on pouvait se coucher super tard, tout le monde faisait ce qu'il voulait ! S'il n'y avait pas ces bestioles géantes avec des dents gigantesques absolument partout, c'était peut-être le paradis, non ? Changement de formule : Biscoto revient encore plus gonflé, avec 4 pages de contenu passionnant et rigolo en plus, soit 20 pages chaque mois de rubriques géniales, bandes dessinées encore plus touffues, documentaires à foison, toujours plus de jeux et de blagues, une rubrique pour parler de féminisme et de droits humains, un feuilleton d'Elosterv... bref, Biscoto prend un cap !

Si Raymond Aubrac et Bob Denard sont des visages bien connus des lecteurs français, les combattants irréguliers sont la plupart du temps anonymes, comme le veulent les impératifs de la clandestinité. Depuis le tournant des 19e et 20e siècles, alors que les pratiques combattantes se transforment et que se multiplient écrits sur la guerre irrégulière et règles de droit international, ils sont avant tout définis comme le double négatif du soldat. Pour autant, la distinction entre réguliers et irréguliers n'est ni stable ni évidente. Plutôt que d'endosser les principes et distinctions posés par le droit, et refusant de les réduire à des enjeux tactiques ou stratégiques, ce numéro étudie ces hommes simplement comme des combattants. Est privilégiée ici une approche par en bas, marquée par l'histoire des mouvements sociaux et l'anthropologie historique. Les pratiques de recrutement, l'exercice de l'autorité, les rapports de genre ou encore la relation que ces combattants entretiennent à ceux qu'on dit "réguliers" apparaissent dès lors comme des indicateurs des guerres et des violences spécifiques qui s'y déploient. Leurs rapports aux civils constituent par ailleurs un enjeu fondamental auquel ce numéro consacre toute son attention. Parce qu'ils sont devenus la réalité dominante des conflits contemporains, il importe de comprendre leur histoire.

A fleur de peau. C'est à une invitation à fleur de peau que les lecteurs de ce numéro de Spirale sont conviés, qu'elle soit peau de chagrin et révélatrice de toutes sortes de désordres et de somatisations, ou qu'elle soit peau de pêche à caresser, protéger, nourrir. Laissons-nous conter la peau du bébé, sa rencontre avec celle de l'autre (père, mère, adulte, enfants...) qui touche, caresse, nourrit ou protège, la peau de la voix et des mots, les pratiques corporelles (massages, peau à peau...) ou ludiques autour du tout-petit qu'il soit en bonne santé ou en difficulté, les frissons de sa peau qui écoute telle ou telle mélodie, la peau (a-t-elle un sexe d'ailleurs ? ) nue ou recouverte, chatouillée, bisouillée, rieuse et chahuteuse. Laissons-nous emporter par cette invitation au voyage, dans des ailleurs où la peau peut être scarifiée, colorée, symboles des cultures d'appartenance et investie de différentes manières, une invitation peut-être aussi à explorer la mémoire de la peau, ce dont elle se souvient ou non.

Chaque soir, dans son atelier, lorsqu'il avait fini de peindre, lorsqu'il reposait sa sainte palette, il enfilait sa redingote, coiffait son haut-de-forme, empoignait sa canne, et montait en boitant vers le Divan Japonais ou le Moulin Rouge, pour y retrouver des fils de famille, comme lui, qui touchaient des rentes, comme lui, et les dépensaient pour la fête.

Dans ce numéro sur la musique, Graou se découvre une passion pour les instruments de musique ! Du plus gros au plus petit, du pipeau à la contrebasse en passant par le didgeridoo, les découvertes des sons et des musiques du monde s'enchainent. Après un petit détour en Irlande (rubrique voyage), un jeu avec le son "U" (rubrique cache-cache des sons), la fabrication d'un banjo (rubrique bricolage), un labyrinthe avec des musiciens perdus et un jeu de plateau où il faudra bien observer les visages de la chorale, c'est la tête plein de nouveaux sons et d'histoires que Graou court s'inscrire à l'école de musique !

A l'occasion du festival America, et de l'ouverture à Chicago (USA) du premier musée consacré aux auteurs américains, des auteurs français rencontrent des auteurs américains et leurs conversations convergent vers l'identité, les identités. Elles sont toutes rebelles car elles sont toutes singulières même si elles sont traversées par une même culture.

PANARD #5 Spécial JOOlympiades culturellesQuand l'art et le sport se rencontrent... Dans PANARD, des écrivains livrent leur histoire du sport, des sportifs racontent la façon dont ils le pratiquent et le ressentent, des chercheurs analysent l'évolution de ce phénomène de société, devenu incontournable. PANARD parle de la culture du sport, de ses événements mythiques et anecdotiques, du sport du haut niveau comme de caniveau, et propose un nouveau regard sur le sport. Dans ce numéro : - L'ultra-fond et ses sensations- Portrait de l'athlète-pianiste Micheline Ostermeyer- Docko-Tolofua, l'amitié à l'épreuve du même sommet- La cérémonie d'ouverture d'Albertville- La littérature et le sport- La mise en scène dans le sport, comme dans le théâtre- Le haka, identité culturelle, folklore ou arme guerrière ? - Des concours d'art aux Olympiades culturelles- L'Afrique, hors radars des JO

Le 7 octobre a ouvert un chapitre d'une violence inédite au Proche-Orient. Aux 1 200 victimes dénombrées en Israël des suites de l'attaque du Hamas s'ajoutent les plus de 24 000 morts causés par la guerre de représailles de Tel-Aviv. Du rêve sioniste à l'anéantissement de Gaza, le nouveau numéro de Manière de voir remonte aux sources du conflit israélo-palestinien et remet en perspectives les grandes séquences d'un engrenage toujours plus meurtrier. -Des analyses, des reportageset des archives historiques-Des cartes pour décoder les enjeux régionaux et une iconographie audacieuse-Une chronologie exhaustive, des recommandations de livres, sites Internet et podcasts